Boom en het zaadje

Er leefde eens een prachtige Boom, die schaduw bood aan vele mensen. Met haar takken groette ze de vogels, waardoor deze vrolijk neerstreken en zich helemaal thuis voelden. Het was bij deze Boom altijd een drukte van belang, want iedereen was welkom. Op een dag dwarrelde er een piepklein zaadje neer, die met een verwonderde blik naar de Boom opkeek. Wat vond het zaadje de Boom schitterend mooi en wat was het er gezellig. Het zaadje wilde graag het voorbeeld volgen en deed wat de grote Boom zoal deed.
Boom werd daar wiebelig van. Haar takken bibberden en rilden van de gedachte dat het zaadje haar voorbeeld volgde. Ze schudde haar bladeren en haar stam waaide met de wind mee.  Op dat moment zat Wogel op haar tak en vroeg wat er toch met Boom aan de hand was. Boom antwoordde:” Dat zaadje daar beneden wil net zo worden als ik. Het aapt me na en ik word er onzeker van!”.  Wogel fronste zijn voorhoofd en sprak vol liefde en overtuiging:” Maar lieve Boom, er is maar één zoals jij! Waarom word je wiebelig. Jij bent voor velen een rustplek. Je geeft al jarenlang schaduw en biedt een veilige plaats aan vele dieren. Waarom voel jij je onzeker. Let niet op het zaadje. Oordeel er niet over en doe jouw ding, wat jij zo goed kunt!. Zie het als een compliment, dat het zaadje graag zo zijn wil, als jij!”
Boom was verbaasd over het antwoord en deelde daarom haar onzekerheid met de andere Vogels die bij haar op de takken zaten. Deze Vogels waren verontwaardigd. Ze vonden dat Wogel deze woorden niet had mogen spreken. Wat dacht die vreemde Wogel!! Ze riepen er nog meer Vogels bij en iedereen was van mening, dat Wogel genegeerd en apart gezet moest worden. Wogel vernam het getjilp en ook de veranderde houding van Boom en de vele Vogels. Hij las de boodschap tussen de regels door.
Hij streek zijn vleugels glad, strekte zijn poten en vloog omhoog. Vanuit de lucht ontdekte hij een nieuwe plek, die aan al zijn wensen kon voldoen.
Boom kreeg tijd om te rusten en na te denken en vond het toch wel vreemd dat Wogel niet meer op haar takken kwam zitten. Zo nu en dan vloog hij nog voorbij, maar streek niet meer echt neer. Ze schreef een brief om te vragen of Wogel een keertje zin had om bij te kletsen.

Wat zal Wogel hebben geantwoord?

Write a comment