Het was nacht en Kleine Ster staarde naar buiten. Dit was al de derde nacht dat hij niet kon slapen en rusteloos aan z’n koordje hing. Weer dwaalde z’n blik omhoog naar de heldere lichtpuntjes die hem zo bekend voorkwamen. Kleine Ster slaakte een diepe zucht en voelde zich erg verdrietig. Hoe lang was het geleden, dat hij ook één van die lichtpuntjes was geweest? Hij had elke nacht licht naar de aarde geschenen en samen met z’n vriendjes had hij met de maan gespeeld. Het leek nog maar zo kortgeleden en toch was hij alweer jaren hier op aarde…
Hij was naar beneden gevallen en pardoes in de tuin van Mythe terecht gekomen. Hij was zo blij dat hij een vriendje van Mythe was geworden en dat hij voor haar mocht zorgen, maar de laatste tijd had hij heimwee… Hij wilde graag weer terug naar die tijd, hij wilde graag weer boven aan de hemel staan en neerkijken op deze wereld. Hoe zou het met z’n vriendjes zijn en wat zouden ze nu doen en zouden er nog nieuwe sterretjes bij gekomen zijn? Kleine Ster zat vol vragen, waar hij al drie nachten over nadacht en waar hij maar geen antwoord op kreeg. Hij zuchtte nog een keer en draaide zich uiteindelijk om. Hopelijk kon hij nog een oogje dicht doen en een beetje uitrusten.
De volgende morgen werd hij pas laat wakker en nog steeds zat er een brok in zijn keel en kon hij niet vrolijk zijn. Terwijl hij zich uitrekte keek hij vluchtig naar Mythe of ze al wakker was en het meisje lag inderdaad al met heldere kijkertjes op hem te letten. Even wachtte ze af totdat ze zachtjes fluisterde: ”Kleine Ster, hoe is het met jou?” Kleine Ster begreep niet wat ze bedoelde en vroeg haar of ze haar vraag uit wilde leggen. “Kleine Ster wanneer je slaapt, kreun je en je zucht heel diep en je klinkt niet gelukkig en wanneer ik naar je kijk, zie ik jouw ogen die verdrietig staan. Wat is er met je aan de hand?” Kleine Ster kon het niet meer voor zich houden en vertelde dat hij heimwee had naar vroeger, naar een tijd waar hij gelukkig was geweest en licht naar de aarde had gebracht.
Mythe werd even stil en dacht diep na en uiteindelijk sprak ze: ”Kleine Ster, zou je mij jouw herinneringen willen vertellen? Hoe was het om aan de hemel te staan? Kon je ook bij de zon en de maan komen? Wat moet het moeilijk zijn om hier bij mij te zijn, maar ik ben je oneindig dankbaar dat jij jouw licht nu naar mij toestuurt en dat er regenboogjes in mijn kamer staan omdat de zon jou hier beschijnt. Jij bent een hemelster geweest en daar heb jij kleuren en licht opgedaan om deze hier aan de mensen door te geven. Jij bent zo speciaal en ik hoop dat jij beseft dat jij altijd over jouw Hemelsterrentijd mag praten en dat ik er heel graag naar luister, want die tijd heeft jou zo bijzonder gemaakt.
Kleine Ster keek nu met andere ogen. Hij zag een allerliefste vriendinnetje, hij zag z’n prachtige kamer en z’n speciale plekje voor het raam. Ineens voelde hij een warm en heerlijk gevoel vanbinnen, zijn ogen begonnen weer te stralen waardoor hij de omgeving met kleuren verraste. Hoe kon hij zijn vergeten wat hij nog bezat… hij stuurde een liefdevolle glimlach naar Mythe en Mythe lachte blij terug.