Ik zat op de rand van het bed en keek naar het meisje dat daar met gesloten ogen lag. Haar ademhaling ging moeilijk, haar energie was bijna op, haar lichaam wilde niet meer, de medicijnen hadden hun werk gedaan, maar de ziekte bleef met harde hand doorslaan. Ik streelde haar voorhoofdje. “Mijn lieve kind… hoe lang hou je dit nog vol?”, fluisterde ik met een gebroken hart. Langzaam gingen haar ogen open en met een blik die ik alleen van haar ken, keek ze me aan. Ik had haar verteld dat ze naar Jezus en Maria zou gaan, naar de hemel, naar opa en dat ze daar niet meer ziek zou zijn. “Mama” fluisterde ze…”Mama, is er in de hemel ook een tuin?” Ik knikte en was blij, dat ze zoveel van tuinieren hield. “Dan ga ik de hemeltuin mooi maken en laat er heel veel bloemen bloeien en er zullen heel veel prachtige vogels zijn.” Even bleef het stil. Ze keek me weer aan en vroeg: “Mama, komen er ook baby’tjes in de hemel?”… Weer gaf ik knikkend een antwoord… “Helaas wel, lieverd”, was mijn antwoord. “Dan ga ik heel goed voor die kindjes zorgen,” jubelde ze blij…
Het bleef een poosje stil en ik zag dat haar gedachten alle kanten op schoten. Uiteindelijk kwam de verwachtte vraag: “Mama, moet ik alleen naar de hemel toe gaan?”… Ik moest heel diep nadenken om hier een geschikt antwoord op te vinden en na enige tijd antwoordde ik: “Ja Annemiek, zoals je op een glijbaan gaat. Je klimt het trapje op en dan ga je staan, je kijkt om je heen en geniet van het uitzicht, je zwaait naar de mensen die om je heen staan en dan ga je zitten en zoef je naar beneden, naar de mooie schitterende tuin. Wij komen dan achter je aan gegleden. We kunnen niet allemaal tegelijk!” Annemiek keek voor zich uit, alsof ze zich er een voorstelling van maakte! Haar ogen begonnen te stralen, haar gezichtje klaarde op: “Dat begrijp ik en dat zal fijn zijn en jij weet, Mama, dat ik regelmatig een groet zal brengen… Niet zo vaak, want ik heb veel te doen hè? Want ik ga ook nog in het engelenkoor”…